In de Islam hebben moslims vier plichten te vervullen jegens hun overleden moslim broeders of zusters. De vier verplichtingen zijn:
1) De overledene moet ritueel worden gewassen. Deze wassing wordt Ghoesl genoemd.
2) De overledene wikkelen in een lijkwade
3) Het verrichten van het dodengebed, dat ook wel het Djanazah-gebed wordt genoemd.
4) De overledene begraven.
Tijdens de wassing
De islamitische lijkbewassing is bedoeld om de overledene van alle onreinheden wordt ontdaan, zodat hij schoon het graf in kan. De dodenwassing gebeurt volgens verschillende rituelen. Aangezien een dode kan horen, voelen en ruiken wordt geprobeerd om tijdens het wassen extra voorzichtig te zijn om deze zintuigen niet te overprikkelen. Om de overledene een fijn gevoel te geven wordt er vaak tijdens het wassen wierook opgestoken en wordt de overledene aangesproken. Respect jegens de overledene moet uiterst serieus nagestreefd worden.
Na de wassing
Het gewassen lichaam wordt in een kaffan gewikkeld. Een Kaffan is een ongenaaide wit katoenen laken. Het laken mag geen versieringen of onreinheden bevatten. De mannen dragen drie verschillende kledingstukken en de vrouw draagt er vijf. Dit komt omdat de vrouw een langere awrah heeft die bedekt moet worden vergeleken met de mannen.
Wie mag een dode wassen?
Vrouwen mogen mannen niet wassen en idem dito voor de mannen. Directe naasten hebben het eerste het recht om de dode te wassen. Mochten de naasten niet willen wassen dan mogen ook andere moslims de dode wassen. Wel wordt aangeraden om als naaste de dode familielid te wassen aangezien dat het laatste moment is dat de overledene gezien en aangeraakt kan worden.